Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een ieder, [22]naar de gave zijner hand, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u gegeven heeft. 22. Naardat zijn hand vermag te geven, gelijk de volgende woorden schijnen te verklaren. Anders, naardat aan zijn hand gegeven is. Hetwelk ook op het volgende niet kwalijk past. Vergelijk Ps.55:23; Num.18:6; Ezech.46:5,7,11.